Air

Met het 2e deel uit de Orchestra Suite No. 3 in D Major, BWV 1068, biedt deze editie een van de bekendste klassieke muziekstukken in een arrangement voor school- en amateurensembles.

Terwijl de instrumentatie van de Air in het origineel alleen bestaat uit strijkers en basso continuo, valt bij de orkestratie van de andere delen op dat Bach alleen de aanvullende instrumenten gebruikte om de strijkers (hobo's) te verdubbelen of om het ritme en de klank (trompetten en pauken) te accentueren. Tegen deze achtergrond leek het de arrangeur legitiem om de instrumentatie van deze editie zorgvuldig uit te breiden met enkele van de instrumenten die momenteel in gebruik zijn.

Naast de pure strijkersversie zijn naast klavecimbel of orgel ook de volgende blaasinstrumenten mogelijk: hout I in C (fluit), hout II in C (fluit of hobo), houtIII in Bb (klarinet), hout IV in C (fagot), koper I en II in Bb (trompet), koper III in F (trombone) en C (trombone), koper IV in C (trombone en tuba) en percussie.

De violen spelen alleen in het eerste register, de hoogste noot van de cello is de e'. Naast een viool III, die de altviool kan ondersteunen, is er ook een zogenaamde viool easy, die alleen de eerste vingerzetting bevat en dus ook de deelname van beginners toelaat (beide stemmen zijn opgenomen in het stemmenboek).

Als de houtblazers niet volledig bezet zijn in de maten 17-24, kunnen ze vervangen worden door de bijbehorende strijkers.

De partituur is in C, de afzonderlijke partijen zijn elk in de bijbehorende stemming geschreven.