Bij het maken van deze methode is er naar gestreefd om de leerling reeds in een vroeg stadium aantrekkelijke en toegankelijke muziek te laten spelen.
Ter verhoging van het speelplezier werden de liedjes in de eerste vier hoofdstukken voorzien van een docentenpartij.
In dit eerste deel zien we veel eenvoudige, makkelijk in het gehoor liggende stukjes: walsjes, dansjes, marsen enz., kortom muziek, die in verhouding tot het muzikaaltechnische niveau nog niet te complex is. M.a.w. de stukjes zijn eerder akkoordmatig dan polyfoon gedacht.
Tegelijkertijd is er ook naar gestreefd om niet te veel of in ieder geval niet uitsluitend in een majeuridioom te werken.
Zonder dat er in het eerste deel al in theorie hierop wordt ingegaan, wordt de leerling direct ook met het mineuridioom vertrouwd gemaakt, zodat muzikale eenzijdigheid wordt vermeden.